Externe en interne ventrikel drain

De behandeling van hydrocefalie is eigenlijk alleen maar chirurgisch. Deze berust op het omzeilen van de belemmering, door het maken van een rechtstreekse verbinding (een shunt) van de hersenkamers met de buitenwereld (tijdelijk, een z.g. externe drain) of met een andere lichaamsholte (permanent). Het meest gebruikelijk zijn tegenwoordig de afleidingen naar de buikholte (in 95% van de gevallen, dit noemen we de ventriculoperitoneale drain) of naar het hart via een ader in de hals (de ventriculocardiale drain). Tevens kan men bij de afsluitingshydrocephalie de belemmering omzeilen door inwendig een nieuwe verbinding tussen liquorruimtes te creëren (endoscopische 3e ventriculocisternostomie of ETV).

Figuur. A: shunt naar de buikholte B: klepsysteem C: shunt naar het hart.

Het inbrengen van een inwendige drainage of shunt vereist het gebruik van materiaal dat door het lichaam wordt aanvaard en dat zeer bestendig is. Zulk materiaal is siliconenrubber, waarvan de meeste shuntsystemen gemaakt zijn. Zo’n shunt bestaat uit een slangetje dat ingebracht wordt in de hersenkamer, een ventiel met een reservoir en een afvoerend slangetje voor buikholte of hart. Het reservoir wordt vaak “pompje” genoemd, maar eigenlijk is het een drukventiel. Er gaat alleen liquor stromen wanneer een bepaalde druk in de hersenkamers wordt overschreden. Binnen bepaalde grenzen kan van tevoren bepaald worden hoe hoog de druk mag worden, en zo zijn er systemen met lage, gemiddelde en hoge druk. Er zijn ook verstelbare kleppen. De keuze van het systeem hangt van een groot aantal factoren af, zoals leeftijd, oorzaak van de hydrocefalie, bevindingen bij CT of MRI en van de voorkeur en ervaring van de neurochirurg.
In Nijmegen maken we momenteel hoofdzakelijk gebruik van de Paedi-Gav klep. De klep bestaat zelf uit een titaniumbehuizing en is daardoor zeer robuust. Daarnaast is deze klep zeer klein, nauwelijks dikker dan de siliconenslangetjes. Bovenal kent deze klep een door de zwaartekracht gereguleerde variabele drukinstelling, waardoor de openingsdruk van de klep aangepast wordt aan de lichaamspositie. Hierdoor kan het risico van overdrainage, een veelvoorkomend lastig probleem bij drains, meestal worden voorkomen.


Figuur. Voorbeeld van een shuntsysteem. 1. catheter die in de hersenkamer ligt ,2. het eigenlijke ventiel, 3. catheter die in de buikholte ligt. Rechts: Paedi-Gav klep.

De operatie zelf is een betrekkelijk eenvoudige ingreep, maar mag daarom nog niet worden onderschat. In de schedel wordt achter het oor of boven op de schedel achter de haargrens een klein gaatje geboord. Via dit gaatje wordt het slangetje in de hersenkamer ingebracht. Bij een verwijd ventrikelsysteem is dat eenvoudig, maar als de ventrikels niet zo wijd zijn kan het moeilijk zijn om het slangetje in de goede positie te krijgen. Moderne hulpmiddelen daarbij zijn een endoscoop (kijkbuis) of positiebepaling met behulp van CT of MRI en ingewikkelde computerapparatuur (z.g. neuronavigatie). Als gekozen wordt voor een afleiding naar het hart, dan gaat dat via een ader onder de rechter kaakhoek. Deze wordt geopend en het slangetje wordt onder Röntgencontrole tot in de rechter boezem opgevoerd. Voor een buikafleiding wordt een kleine opening in de buikwand gemaakt, via welke het slangetje dan in de vrije buikholte wordt opgeschoven. Het vocht wordt door het buikvlies opgenomen. Het “tunnelen”van het systeem onder de huid gaat via een of twee tussensneetjes.

Patiënten met een shunt blijven in principe onder controle zo lang als de shunt functioneert. Soms komt het voor, dat de oorzaak van de hydrocefalie verdwijnt, de patiënt is “er overheen gegroeid”, zodat de shunt niet meer in werking treedt. We spreken dan van een gecompenseerde hydrocefalie. Een dergelijke situatie kan op zijn beurt wel weer eens ontsporen: de patiënt is dan opeens wel weer van de shunt afhankelijk. Patiënten met een “pompje” kunnen een volstrekt normaal leven leiden en zijn door de shunt alleen in geen enkel opzicht beperkt. Dit geldt ook voor alle sportactiviteiten. Wel kunnen er beperkingen zijn ten gevolge van de hydrocephalie zelf, maar dit is uiterst variabel.

 

Verantwoording: deze tekst is grotendeels ontleend aan de website van de Nederlandse Vereniging van Neurochirurgen en aangepast aan de Nijmeegse situatie door Dr E.J. van Lindert